De meest voorkomende voorstelling op vooroorlogse Jaarbeurs-affiches was Mercurius, als klassieke god van de handel een oubollige maar logische keuze. Op een goede tweede plaats kwamen beelden rond zee- en scheepvaart, zoals Canta’s zeilschip, golf, anker (affiche 1937) en meerpaal (1941). Al in 1923 had schilder Leo Gestel een Jaarbeurs-affiche gemaakt van een schipper in de storm met de tekst ‘Wij houden zee!’. Maar Utrecht ligt niet aan zee en had geen haven van betekenis. Ook waren op de Jaarbeurs geen schepen te zien.
De zeemotieven waren symbolisch bedoeld en hadden een dubbele betekenis. In de eerste plaats stonden schepen vanouds symbool voor wereldwijd handelsverkeer. In de tweede plaats was een schip op de woelige baren een metafoor voor koers houden en standvastigheid. Dat gold zeker tijdens de economische crisis van de jaren dertig.
Het Orgaan van de Jaarbeurs lichtte in 1933 toe: ‘Zouden ook de jaarbeursinstituten de speelbal worden van de wilde zeeën, van de chaotische wervelwinden, van de vernielende krachten, waaraan, op economisch gebied, reeds zooveel goeds te gronde was gegaan? Of zouden de jaarbeursschepen nochtans koers houden zelfs bij stage onrust van de kompasnaald? Zou de vloot thuisvaren onbarmhartig gehavend en onttakeld òf zeewaardig bevonden en bestand gebleken tegen de duistere machten die thans het economische leven beheerschen — en stelselmatig vernielen?’
De economie was in 1933 al wat aangetrokken, zodat men concludeerde: ‘Het jaarbeurswezen heeft zich onder de zeer moeilijke en abnormale tijdsomstandigheden zeewaardig getoond.’ Of de argeloze beschouwer al deze symboliek op de affiches terugzag is natuurlijk maar de vraag.